Aanpassing Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Per 25 juli 2018 is de Wwft gewijzigd.

Wie moeten aan de Wwft voldoen?

Partijen die met name bemiddelen bij het tot stand komen van een financieel product dienen zich te houden aan de regels van de Wwft.

 

Kernverplichtingen Wwft

De Wwft heeft als doel om het witwassen van geld en het financieren van terrorisme tegen te gaan en kent vier kernverplichtingen:

  1. het op basis van een risicoafweging verrichten van een gedegen cliëntenonderzoek;
  2. het melden van ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU);
  3. het aanbieden van periodieke opleidingen aan medewerkers, zodat zij ongebruikelijke transacties kunnen herkennen en een cliëntenonderzoek goed en volledig kunnen uitvoeren;
  4. het adequaat vastleggen van de resultaten van de risicobeoordeling om op verzoek te verstrekken aan de toezichthouders.

Eigen verantwoordelijkheid van de bemiddelaar

Voor de bemiddelaar is de rol in de naleving van de Wwft zeer belangrijk. Over het algemeen heeft de bemiddelaar het klantcontact en zal deze de betreffende cliënt introduceren bij een aanbieder. Als de bemiddelaar een cliënt introduceert bij een aanbieder dan moet deze een cliëntenonderzoek hebben gedaan, waarbij de bemiddelaar de cliënt heeft geïdentificeerd en zijn identiteit geverifieerd.

Zelfs als de cliënt door de aanbieder wordt aangedragen en de bemiddelaar vertrouwt op het cliëntenonderzoek dat door de aanbieder is gedaan, heeft de bemiddelaar een eigen verantwoordelijkheid. Zo moet deze controleren of de aangeleverde gegevens aan de eisen van de Wwft voldoen. Dat kan door (steekproefsgewijs) dossiers en gegevens extra te controleren. Ook kan de bemiddelaar bij de aanbieder een verklaring (bijv. van compliance) opvragen dat het cliënten-onderzoek is gedaan en in lijn met de Wwft is.

De bemiddelaar blijft altijd zelf verantwoordelijk voor de voortdurende controle op zijn cliënten en deze moet een eigen risicobeoordeling van zijn cliënt maken.

 

Herziening van de Wwft: de belangrijkste wijzigingen

Voor financiële dienstverleners die bemiddelen in levensverzekeringen of onder het Nationaal Regime vallen, hebben de volgende wijzigingen de meeste impact. Er veranderen nog meer zaken, deze kan worden gevonden de AFM-leidraad Wwft, Wwft BES en Sanctiewet.

 

Risicobeoordeling

De nieuwe regelgeving verplicht bemiddelaars in levensverzekeringen een risicobeoordeling op te stellen van hun risico’s op witwassen en terrorismefinanciering. De risicobeoordeling moet altijd beschikbaar worden gehouden voor de AFM. Het is een belangrijk document waarmee de bemiddelaar aantoont dat de anti-witwaswetgeving wordt nageleefd. Er dient (in ieder geval) met de Europees (Supranational Risk Assessment Report) en nationaal (National Risk Assessment Witwassen en National Risk Assesment Terrorismefinanciering) geïdentificeerde risico’s rekening te houden bij het opstellen van de risicobeoordeling. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de door de FATF vastgestelde risico’s.

De Europese toezichthouders hebben richtsnoeren uitgebracht met daarin risicofactoren die u kunt gebruiken voor uw risicobeoordeling. Het doel van deze richtsnoeren is om u te begeleiden bij de analyse van de mogelijke risico’s en om u te helpen passende maatregelen te nemen voor de geïdentificeerde risico’s. De richtlijnen bevatten onder meer een specifiek hoofdstuk voor bemiddelaars in levensverzekeringen (een subsectie van hoofdstuk 7).

De resultaten van de risicobeoordeling vormen het uitgangspunt van de maatregelen, procedures en gedragslijnen om de vastgestelde risico’s te beperken en effectief te beheersen. Het cliëntenonderzoek moet vervolgens aan de hand van de resultaten van de risicobeoordeling worden ingericht.

 

Cliëntenonderzoek

De herziene Wwft laat geen ruimte voor het aanwijzen van gevallen waarin altijd vereenvoudigd cliëntenonderzoek kan plaatsvinden. Eerdere uitzonderingen in artikel 7 Wwft (oud) met betrekking tot levensverzekeringsovereenkomsten zijn vervallen. Voorheen mocht bijvoorbeeld het cliëntenonderzoek standaard achterwege worden gelaten bij zakelijke relaties of levensverzekeringsovereenkomsten waarvan de jaarlijkse premie €1000 of minder bedroeg of waarvan de eenmalige premie €2500 of minder was. Als in het verleden op grond van artikel 6 of 7 Wwft (oud) geen cliëntenonderzoek is gedaan, moet dit nu direct in gang worden gezet.

Bijlage II van de vierde anti-witwasrichtlijn benoemt levensverzekeringspolissen met een lage premie als mogelijk lager risico. In deze gevallen kan een vereenvoudigd cliëntenonderzoek worden uitgevoerd.

 

Er moet aan de hand van een risicoanalyse worden bepaald wat een lage premie is en in welke gevallen het vereenvoudigd cliëntenonderzoek kan worden uitgevoerd. Het cliëntenonderzoek met betrekking tot levensverzekeringen vindt (in ieder geval) plaats bij geldelijke uitkering aan de cliënt of begunstigde.

 

Risico-indicatoren

Wanneer moeten de alarmbellen zeker gaan rinkelen

  • De cliënt betaalt eenmalig een grote premie en heeft hiervoor geen plausibele verklaring.
  • U kunt geen duidelijke relatie ontdekken tussen de verzekeringnemer en de begunstigde van de levensverzekering.
  • De oorspronkelijke begunstigde van de levensverzekering wordt in de loop van de overeenkomst vervangen door een persoon zonder duidelijke band met de verzekeringnemer.
  • De cliënt is bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst vooral geïnteresseerd in zijn recht om de overeenkomst vroegtijdig op te zeggen en in het beschikbare bedrag bij de opzegging.
  • De afkoop van een polis met eenmalige premie geschiedt in contanten of met een cheque voor een bedrag dat niet in verhouding staat tot de inkomsten van de ondertekenaar.
  • Er wordt een verzekeringsovereenkomst afgesloten waarbij de premies worden betaald vanuit het buitenland, in het bijzonder uit een financieel offshore centrum.
  • De verzekeringnemer is niet de houder van de rekening waarlangs de betaling van de premies verloopt.

Tot slot

Wederom een bezwaring van de taken van de bemiddelaar. Ook hier komt de vraag op: Wie mogen er voor de kosten opdraaien!”.