Levensverzekering en Box 3

Vermogensbestanddelen (waaronder spaarsaldi, aandelenpakketten, spaarverzekeringen e.d.) worden betrokken in de grondslag voor de vermogensrendementsheffing in box 3 van de Wet Inkomstenbelasting 2001.


RECHTSHERSTEL BOX 3

Eind 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vermogensrendementsheffing in box 3 in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Als gevolg hiervan hebben bezwaarmakers rechtsherstel ontvangen voor de periode 2017 tot en met 2020. Ook aanslagen die ten tijde van de uitspraak nog niet onherroepelijk vaststonden, waaronder alle aanslagen voor 2021 en 2022, worden volgens de regels van het rechtsherstel opgelegd. Het rechtsherstel wordt bepaald door een nieuwe berekening te vergelijken met de betaalde belasting: komt de nieuwe berekening lager uit, dan krijgt de belastingplichtige geld terug.

TIJDELIJK STELSEL BOX 3

Van 2023 tot en met 2025 (wordt waarschijnlijk 2026) wordt voor box 3 de tijdelijke overbruggingswetgeving ingevoerd met een nieuwe rekenmethode voor het rendement op basis van de werkelijke vermogensmix. Dit is dezelfde methode die voor het rechtsherstel is gebruikt, met één verschil: de te betalen belasting kan vanaf 2023 ook hoger zijn dan op basis van het oude stelsel het geval zou zijn geweest. De berekening gaat uit van drie forfaitair bepaalde rendementspercentages: voor spaargeld, overige bezittingen en schulden. De forfaits voor spaargeld en schulden zijn gebaseerd op de gemiddelde spaarrente en hypotheekrente in 2023 en worden na afloop van het jaar bepaald. Het forfait op overige bezittingen is een langjarig gemiddelde en is voor 2023 vastgesteld op 6,17%. Het heffingsvrije vermogen blijft bestaan en wordt pro rata aan het inkomen uit de drie vermogensbestanddelen toegerekend. In 2023 is het heffingsvrije vermogen verhoogd naar € 57.000 per persoon. Ook het belastingtarief is verhoogd naar 32% (was 31% in 2022). In 2026 (wordt waarschijnlijk 2027) beoogt het kabinet dit tijdelijke stelsel te vervangen door een nieuw box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement.

FLEXGARANTVERZEKERING

Een levensverzekering, waaronder FlexGarant(Spaar)verzekering, valt onder ‘overige bezittingen’. Verondersteld wordt, dat een forfaitair rendementspercentage 6,17% (overige bezittingen) wordt gerealiseerd over de waarde van de spaarverzekering (begin van het jaar). Dit rendement zal vervolgens worden belast met een heffing van 32%. Op grond van het voornoemde zal rondom 2% belasting verschuldigd zijn over de waarde van de spaarverzekering. Het exacte belastingpercentage wordt mede bepaald door het overig saldo van bezittingen en schulden en de toerekening van de geldende vrijstelling. Een uitkering uit hoofde van het FlexGarant(spaar)verzekering is onbelast.

BEZWAAR OP AANSLAG INKOMSTENBELASTING

In geval bij de belastingaangifte 2022 tot en met 2026 het forfaitair rendement hoger is dan het werkelijk gemaakt rendement over het aangegeven vermogen in box 3, dan verdient het aanbeveling – nadat de belastingdienst een voor bezwaar vatbare aanslag heeft opgelegd met verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad – een verzoek tot aanpassing van de aanslag in te dienen.